Hij knijpt zijn ogen dicht om zich te wapenen tegen het van zijn voorhoofd druppelende zweet. Hij kijkt moeilijk, hij puft. Maar steeds meer, en om steeds betere redenen, glimlacht Robert Gesink. Met elke rit in de ronde wordt hij iets beter. Met elke berg waar hij tegenop rijdt iets volwassener. Dat hoor je wanneer er een microfoon voor zijn mond hangt.

Verlegen en schuchter stond hij vorige week met zijn rug tegen de Rabobankbus. Zijn woorden, waar hij er al geen overvloed van paraat had, gingen eerst op de weegschaal voordat hij ze tussen zijn dunne lippen door drukte. Waarom hadden ze Cancellara de koers laten neutraliseren? Gesink verwoordde onze verbazing alsof hij zelf net zo verbaasd was. Hij stamelde wat en keek afgeleid langs de camera. Daar kwam Oscar Freire aanlopen. Met een vluchtig ‘ik ga even douchen’ maakte hij zich uit de voeten terwijl de Spanjaard, met een gezicht vol onweer, in zijn eigen taal nog iets richting de camera riep. Was het ‘weg bij onze jongen, hij weet nog niet wat hij zegt’?

Afgelopen zaterdag. Gesink had drie cols van de tweede categorie in zijn iele lichaam zitten toen hij weer achter dezelfde microfoon stond. Hij sprak weer voorzichtig, bang dat wat hij zei misschien wel eens niet waar zou kunnen zijn. Daarom eindigde hij zijn zinnen maar met ‘vonnik’. ‘Het was nogal warm, vonnik.’ Soms kon zijn stelling gemakkelijk zonder die slag om de arm, maar dan kwam hij toch. ‘Zeker die laatste klim, daar reden ze nog een aardig tempo aan op. Vonnik.’

Zondag reed Gesink zijn eerste échte bergetappe. De camera na de finish filmde hem een halve minuut zonder woorden, geduldig wachtend tot de jonge klimmer weer op adem was gekomen. ‘Dit zag er gewoon heel goed uit’, zei hij toen het zover was. Hij had geen ‘vonnik’ meer nodig. Er volgde nog een glimlach, eentje uit grote diepte.

De eerste sporen van volwassenheid.

Dinsdag dan. Nog meer zelfverzekerheid. ‘In mijn groepje was ik de beste, zeker bergop.’ Hop, zomaar. En dan, relativerend: ‘Ja, daarna ging ik de afdaling in als een oud wijf in een rolstoel.’

Wie nieuw wielerjargon verzint, hoort bij de grote jongens.

Peter Zantingh