Zuchtend en kreunend kruipt hij achter zijn schrijftafel. Dat doet de wielercolumnist heus niet echt, hij wil een sfeerbeeld scheppen ter verheviging van de romantiek. In realiteit is columns schrijven voor hem een even routineuze bezigheid als het bijhouden van een dagboek voor Mario De Clercq. Een schertsende vergelijking die de lezer meteen bij het nekvel moet grijpen zonder hem uit zijn comfortzone te rukken. De wielercolumnist zit in realiteit gewoon aan een rommelig bureau. Zelfs niet in een hippe koffiebar waar hij nippend aan een espresso zijn MacBook opent met zicht op een heraangelegd plein zonder bomen wat teveel werk zou zijn voor de plaatselijke groendienst. Alleen de foto op zijn bureaublad van Ivan Gotti is echt.

Sinds eind jaren negentig is hij ermee opgehouden een romantisch beeld te scheppen van zijn métier. Hier rekent hij op de verbeelding van zijn leespubliek, daar de wielercolumnist net 23 is. Zolang hij geen 25 lentes telt, vermeldt hij zijn leeftijd met graagte en rekent hij op een zekere clementie in het geval van uitschuivers of flauwe studentikoze humor en blinde adoratie wanneer hij schijnbaar moeiteloos voor de geest kan halen dat de drommels kleine Jacques Marinelli in 1949 nog een week de gele trui droeg in de Tour, derde eindigde en nadien burgemeester werd van Melun, een plaats waar onder meer in 1998 de slotetappe is gestart die toen werd gewonnen door Tom Steels van het illustere Mapei, een ploeg die door alles te winnen bewees dat epo niet werkt.

De wielercolumnist zijn gedachtestroom komt op gang. Maar houdt hier halt omdat het enkel illustratief is voor de werking van zijn brein. Het is een kluwen van herinneringen die met elkaar in verbinding staan en als fundament dienen van zijn column. Columnisten zijn auteurs van romans met te weinig verbeelding. Romanschrijvers journalisten met teveel fantasie. En journalisten zijn columnisten die niet kunnen schrijven.

De attente lezer merkte het al op, de column dreigde vier zinnen geleden plots te verwateren. De wielercolumnist gooit er een boutade tegenaan waardoor de punchloze zinnen als opstapje lijken te dienen om de boutade beter uit de verf te laten komen. Maar wat is een column ook? Tien oneliners, tweets zoals u wilt, achter elkaar geplakt met een beetje bindtekst om jezelf in literaire kringen te kunnen vertonen.

Een zekere vermoeidheid sluipt in zijn gevatte opmerkingen. De wielercolumnist is intussen aan zijn elfde column deze Tour bezig. Hanteert hij de juiste tactiek door aldoor rechtdoor te fietsen? Heeft hij niet te vroeg gepiekt? Is ketonenloze speculaaspasta wel de juiste voeding? Zijn bloedzakken die een dag in de kofferbak hebben gelegen nog te gebruiken? Hoe gezond is het schrijven van columns met veertig graden koorts?

Het is rustdag en dus heeft de wielercolumnist tijd om na te denken in zijn hangmat onder een wuivende perzikenboom. Anders ook, maar dat past nu even niet in het verhaal. Geruisloos schakelt hij over naar de actualiteit, zijn favoriete werkmiddel. En het zal niet lang duren vooraleer hij die overgiet met een grap over de hond van Valverde en een beetje mening, niet teveel natuurlijk. Een mening moet ten dienste staan van het schrijven, niet andersom. Edoch af te schaffen en wel per direct: persconferenties op rustdagen. Ofwel een compilatie van de nietszeggendheid die renners al twee weken moeten uitkramen, in het zeldzame andere geval onheilsnieuws.

Dat kan beter. Verweesd staart de wielercolumnist naar een wit blad papier. Kom, schei nu maar uit met die melodramatische onzin. Die Tour is voor niemand goed. En voor apothekers dan? Een burn-out wens je niemand toe, ook apothekers niet. Spui liever nog een mening over Mart Smeets, heel Nederland hangt aan je lippen. Of trek dingen in twijfel, de noodzaak van vrouwenwielrennen bijvoorbeeld. (don’t try this at home) Maar niet vooraleer een atoomvrije bunker te zoeken. Niet dat de wielercolumnist per se zo zijn eigen mening verkondigt, die is van ondergeschikt belang, maar wel die hem het meest relevant lijkt om te verkondigen. Hem het beste uitkomt, de opportunist. Je kan het ook zo gek niet bedenken. Hij zou zelfs een ode schrijven aan de massasprint. Het hoeft niet gezegd dat een mens sneller in een comateuze toestand belandt door naar een vlakke Touretappe te kijken dan 25 rondjes te lopen op een atletiekpiste.

Intussen heeft de wielercolumnist toch maar mooi verdoezeld geen inspiratie te hebben om iets te schrijven over het onding dat rustdag heet.

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)