Mirko Celestino (ik buig me weleens over de kwestie welke renner nu het meest gelijkt op Celestino, ik kom er niet uit: zij die kunnen klimmen en louter interesse betonen in eendagswedstrijden zijn op één hand te tellen), Niklas Axelsson (Wat scheelde het in die Ronde van Lombardije van 2000? Ik zal het ook maar zeggen: koersinzicht bij Francesco Casagrande die zichzelf al zag rijden bij Fassa Bortolo met Raimondas Rumsas als de onderdanigheid zelve en Rumsas op en over Axelsson en zichzelf sleurde.), Francesco Casagrande (Ja, hoe kon hij die Ronde van Lombardije van 2000 verliezen? En hoe kon hij die Giro van 2000 verliezen?), Paolo Lanfranchi (Ik zal hem voor altijd associëren met de Giro van 2000, waarin hij in de straatjes van Briançon zich naar boven trok te midden van een losgeslagen mensenmassa, die meer oog had voor wat zou komen dan Lanfranchi. In de laatste etappe die Casagrande in de roze trui afrondde, maakte Marco Pantani zich voor het eerst sinds kennelijk een mensenleven los van het gebroed dat ook aan een vorm van wielrennen deed. Alles zou weer het oude worden, de bevestiging was eindelijk daar.), Isidro Nozal (Had altijd de Vuelta van 2003 moeten winnen, altijd. Ik erken dat er nu nog onbegrip heerst als ik eraan denk, wat gebeurt als een vorm van blijmoedigheid me dreigt in te palmen – maakt u zich niet ongerust, dit overkomt me niet te vaak. Zijn voorsprong bedroeg op een gegeven moment 5 minuten en 13 seconden en hij, de tijdrijder Isidro Nozal, niet Casagrande, verloor weliswaar in een klimtijdrit bijna twee en een halve minuut. Was Nozal een te kleine renner? Genoot Roberto Heras bij Fuentes de voorkeur om welke reden dan ook? Ik hoop ooit de toedracht te vernemen, tot dan voelt dit als een bitter onrecht aan.), Andrei Zintchenko (won in tegenstelling tot Heras wel op Lagos de Covadonga, met terugwerkende kracht was ik hem daar zeer dankbaar voor), Jorge Ferrio (Wie kent hem nog?), Santiago Blanco (In mijn hoofd altijd 25 gebleven. Sloot zijn carrière af bij Relax-Bodysol: de ploeg die onder andere Nico Mattan, Daniel Moreno en Gustavo Cesar Veloso samenbracht, hij was toen 25.), Giuliano Figueras, Sven Montgomery, Oscar Sevilla en Roberto Sgambelluri (ook wat hen betreft ga ik ervan uit dat we het beste nog te zien moeten krijgen), Davide Rebellin (idem), Wim Van Huffel (De belofte bleek te groot voor de werkelijkheid en hoewel het contrast tussen verwachting en realiteit mettertijd almaar verscherpte, scheen dat niet door te dringen, integendeel, ik bleef de belofte koesteren als een kind dat de laatste restanten sneeuw invriest.), Dario Frigo (over illusies gesproken), Dave Bruylandts (tja), Lance Armstrong, Sandy Casar (Een ontsnapping in Touretappes door het middengebergte zonder Sandy Casar bestond lange tijd niet en nog altijd denk ik: hé, Casar is er niet bij. Ik vrees dat dit gevoel nooit verdwijnt.), Patrice Halgand, Andy Flickinger en Carlos Da Cruz (zie vorige), David Etxebarria (Ik werd al vroeg aangetrokken door renners die geschapen zijn naar het beeld van Luik-Bastenaken-Luik: klimvermogen, explosief en een lange adem.), Jörg Jaksche, Matthias Kessler, Alexandre Vinokourov, Eddy Mazzoleni, Leonardo Piepoli, Santiago Botero, Francisco Mancebo en José Enrique Gutierrez (Roger heeft gelijk), José Antonio Pecharroman (Weinig dingen wekken meer medelijden op dan de eeuwige belofte of Richard Virenque, de eendagsvlieg valt die eer allicht te beurt. Over de exacte omlijning van de eendagsvlieg valt te twisten. Sommigen vinden Igor Astarloa de grens, anderen gaan zelfs zo ver om Aitor Gonzalez een eendagsvlieg te noemen, terwijl de strengste strekking het houdt bij Santiago Perez. Hoe het ook zij, er is niemand die bestrijdt dat Pecharroman binnen de soort van de eendagsvlieg een aparte categorie vormt. In twee weken won hij de Bizikleta Vasca inclusief drie etappes en de Ronde van Catalonië met daarbovenop één etappe. Nu, vijftien jaar later, heb ik me suf gespeurd naar signalen voorafgaand, destijds nooit opgemerkt. Maar nee, niets, werkelijk niets dat talent verraadt. Een 27ste plaats in de Vuelta in 2002 daargelaten, waar hij een plaats eindigde na Steven Kleynen. Kunt u het zich inbeelden: Steven Kleynen, winnaar van Spaanse rittenkoersen en niet gewoon bij toeval, maar door Heras, Beloki, Casagrande en Basso op minuten achterstand te zetten? Haast even wonderlijk is de naïviteit waardoor ervaren managers getroffen worden bij het aanschouwen van dit karikaturale schouwspel, zelfs toen, we schrijven 2003, en hem prompt een contract onder de neus schuiven, terwijl hun eigen neus maar niet stopt met bloeden.), Gabriele Colombo (Winnaar van Milaan-San Remo in 1996, dus ik verwachtte iets als ik hem zag, maar nee, nooit volgde iets wat erop wees dat hij destijds enkele jaren geleden Milaan-San Remo won. Dat had ik maar aan te nemen, ik was drie jaar oud en had het niet zien gebeuren. Ik vertik het de beelden op te zoeken. Oké, ik heb op het punt gestaan: ‘gabriele colombo milaan san remo’ stond klaar in de zoekbalk op YouTube, maar iets hield me tegen. Colombo is voor altijd de renner die ik nooit Milaan-San Remo zag winnen, die herinnering is dierbaarder dan de kennis van de manier waarop hij won, dat moest ik nu niet besmeuren, vele jaren later.), Mariano Piccoli, Marco Serpellini en Gabriele Missaglia (ik beschouwde ze als een Drie-eenheid), Unai en Aitor Osa, Andrej Hauptman en Zoran Klemencic, Michael Rich en Uwe Peschel, Roland en Armin Meier, Markus Zberg en Beat Zberg (renners die ik onmogelijk gescheiden van elkaar kon zien, dat is nog altijd zo), Niki Aebersold, Jan Hruska, Ruslan Ivanov, Zbigniew Spruch, Dariusz Baranowski, Fabian De Waele, Angelo Lopeboselli en voor de tweede maal Lance Armstrong (Als ik nu, jaren later, hun palmares bekijk, vallen hun verdiensten me enigszins tegen. Ik betrap mezelf erop dat dit tot ontgoocheling bij mezelf leidt die ik maar niet krijg onderdrukt. Zij hadden mijn jeugd of toch aanzienlijke delen ervan getekend en nu kwam ik erachter dat dit geen pelotonvulling betrof, maar veel was daarmee wel gezegd. Het inzicht dat dit geeneens een beetje essentie raakt bleef uit. Wat het is weegt niet op tegen wat het kan zijn. En dat scheen ik als tienjarige beter te beoordelen dan nu.), Salvatore Commesso (Ik kan hem niet in vorig rijtje plaatsen: winnaar van twee etappes in de Ronde van Portugal, won ook twee Touretappes en werd tweemaal Italiaans kampioen.), Saulius Ruskys (Ruskys daarentegen. Ik had een knikker met groene en gele spikkels, die was niet Rumsas, maar Ruskys, destijds sprinter van Gerolsteiner. Het verklaart veel.), Christophe Rinero (mijn kinderjaren waren één groot bedrog), Julio Alberto Pérez Cuapio (Als mijn kinderjaren één groot bedrog (sic) waren, zeg ik dat omdat ze aanvingen met de Festina-Tour en niet zonder rumoer afsloten met Operacion Puerto. Daartussen is het een en ander gebeurd dat mogelijk impact heeft op hoe ik denk, wie ik ben en het belangrijkste: hoe ik jaren later naar wielrennen kijk – hoe houd ik dat toch vol? Een schijn van Julio Alberto Pérez Cuapio of een eigentijdse replica maakt veel goed. Soms wil ik weten hoe ik als kind naar renners nu zou kijken. Welke renners ik op geheel subjectieve basis zou ophemelen (Let op: na mijn zevende liet ik me hierbij nimmer leiden door het vlaggetje dat achter de naam van een renner prijkt, te kinderlijk vond ik. Wat dit zegt over de mentale leeftijd van een volwassen sportliefhebber, zij het journalist, vroeg ik me destijds niet af.) en welke renners ik stelselmatig zou onderschatten. Op zijn minst wil ik weten hoe zij die nu een kind zijn over tien, vijftien jaar naar hun helden van nu opkijken. Er is in die tijd veel veranderd, zult u opmerken.) en Alejandro Valverde (…).

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)