Dat de organisatoren van de Giro d’Italia een voorliefde hebben voor smalle bergpaden, het liefst onverhard en onmenselijk steil, is algemeen bekend. Maar ook de klassieke Italiaanse hellingen krijgen aandacht van de RSA. Dit jaar bijvoorbeeld in de twintigste etappe, waarin zowel de Stelvio als de Mortirolo zijn opgenomen. Hellingen met een legendarische, bijna mythische status. Die het decor waren van strijd, pijn en vreugde. Wij zetten de vijf mooiste hellingen van deze Giro op een rij.

1 Passo dello Stelvio (etappe 20, 26 mei)

Natuurlijk, iedereen kent de Passo dello Stelvio van de heldendaden van Fausto Coppi (1953) en Marco Pantani (1994). Minder bekend is de zege van de op dat moment nog tamelijk onbekende Fausto Bertoglio, die in 1975 de slotetappe naar de Stelvio op zijn naam schrijft en daarmee ook de eindoverwinning in de Giro pakt. Het Limburgsch Dagblad schreef destijds:

‘Fausto Bertoglio, een 26-jarige wielrenner, die tot verleden jaar geen wedstrijd had gewonnen, is winnaar geworden van de spannendste Ronde van Italië sinds jaren. Het was een nek-aan-nekrace met Francisco Galdos, die toen hij zijn achterstand had teruggebracht tot slechts 41 seconden, had gezworen “te rijden tol de dood erop volgt” om de eindzege te grijpen. De besneeuwde hellingen van de Stelvio-pas vormden het decor, waartegen het heroïeke tweegevecht zich afspeelde. Op de bochtige weg naar de 2757 meter hoge top van deze berg zette Galdos voor het laatst aan, maar hij slaagde er niet in de Italiaan, die pas drie jaar prof wielrenner is, los te rijden.’

Bertoglio’s kostje leek gekocht. In de Tour van 1975 kwam hij tot een veelbelovende negende plaats. 1976 was echter teleurstellend; Bertoglio won slechts twee kleine wedstrijden. Hij was profwielrenner tot 1980, maar haalde nooit meer het niveau van die junimaand van 1975. Zijn zoon Paolo Bertoglio probeerde het in 2000 ook als beroepsrenner, maar dat werd geen succes.

(Bron: Limburgsch Dagblad, 9 juni 1975)

2 Passo del Mortirolo (etappe 20, 26 mei)

Net als de Stelvio heeft ook de Mortirolo een bijna mythische status. De meest memorabele beklimming was waarschijnlijk die van Marco Pantani, die hier in 1994 de grote Indurain en de latere Giro-eindwinnaar Berzin loste. Geen wonder dus dat een stukje onder de top een monument staat ter nagedachtenis aan het olifantje.

Ook in 1991 speelde de Mortirolo een beslissende rol in het verloop van de Giro, toen Franco Chioccioli (Coppino) solo aan de meet kwam en de basis legde voor zijn Girozege.

Franco Chioccioli‘Franco Chioccioli lijkt in de voetsporen te treden van de legendarische Fausto Coppi. Voor de ogen van zijn dolenthousiaste landgenoten viel de drager van de rose trui in het hooggebergte aan en wierp zijn voornaamste concurrenten Lejarreta, Chiappuci en de winnaar van het vorig jaar Bugno terug.

“Als ik dat verschil de komende twee dagen kan handhaven, zie ik met vertrouwen de lange slottijdrit tegemoet”, aldus Chioccioli, die al de bijnaam kleine Coppi heeft verworven en na twee beroerde jaren weer helemaal in begint te geloven. Temeer daar hij gisteren niet het gevoel had het gevecht te hebben gezocht. “Gewoon mijn eigen tempo gereden”, zei hij van zijn opzienbarende solo naar de Passo del Mortirolo, een klim van dertien kilometer, langs smalle weggetjes met een stijgingspercentage tussen de tien en zeventien procent naar de op 1852 meter hoogte gelegen pas.’

(Bron: Limburgsch Dagblad, 11 juni 1991)

3 Passo di Valparola (etappe 17, 23 mei)

De Valparola is een wat minder bekende bergpas die de Italiaanse provincies Bolzano en Belluno verbindt. De pas werd pas vier keer eerder in het Giro-parcours opgenomen. De Valparola is geen moeilijke helling, maar wel een hele fraaie. In 1992 kwam de Italiaan Franco Vona als eerste boven. Hij werd dat jaar ook fraai zesde in de eindrangschikking. Volgens de Nederlandse pers gebruikte rosetruidrager Miguel Indurain de etappe, die werd verreden in verschrikkelijk slecht weer, vooral om er vlak voor de meet nog een sprintje uit te persen en zo acht seconden bonificatie te pakken. Limburgsch Dagblad merkte op dat Indurain na de finish weinig te klagen had. Hoewel…:

‘De winnaar van de Ronde van Frankrijk klaagde slechts over “telefoon-terreur” waardoor hij wordt geteisterd. “Landgenoten willen me voortdurend feliciteren en op het hart drukken dat ik vol moet houden. Ze bellen zelfs ’s nachts”, aldus Indurain, die heeft afgesproken dat gesprekken niet meer naar de kamer worden doorverbonden.’

(Bron: Limburgsch Dagblad, 6 juni 1992)

4 Passo Giau (etappe 17, 23 mei)

Tijdens de Giro van 1992, in dezelfde etappe die hierboven wordt beschreven bij de Valparola, is de Passo Giau het decor van ontluisterend beelden. Oud-Tourwinnaar Laurent Fignon, die dat jaar voor de Gatorade-ploeg van Gianni Bugno rijdt, stort in (naar later blijkt door een te lage bloedsuikerspiegel) en moet bijna stapvoets de berg op geholpen worden.

Laurent FignonMark de Bruijn op hetiskoers.nl: ‘Ook Fignon is die dagen verbaal sterker dan op de fiets. Hij haast zich in interviews te benadrukken heus geen knecht te worden als hij verrassend kiest voor de Italiaanse ploeg van Gianni Bugno. Was de nederlaag (in de Tour, red.) van ’89 niet zo allesomvattend, dan zou ook de Giro van 1992 dat beeld overtreffen. Treurig visitekaartje voor z’n nieuwe ploeg: de kampioen van weleer moet – bevangen door de kou – kilometers lang vooruit geduwd worden, letterlijk. Knecht Dirk Dewolf helpt ‘m de finish over als een vader die zijn peuter leert fietsen.’

Tip: bekijk de video. Unieke door liefhebbers geschoten beelden die zowel ontroeren als ontheiligen.

5 Passo Duran (etappe 17, 23 mei)

In 2005 won Paolo Savoldelli (Discovery Channel) zijn tweede Giro d’Italia. Zijn enige etappewinst pakte hij in de Dolomieten, in een rit naar Zoldo Alto waarin ook de fraaie Passo Duran was opgenomen. Hij viel aan in de afdaling van de Duran, zijn specialiteit.

Nu.nl: ‘(…) De Italiaan

[is] geen renner met een uitpuilende prijzenkast. De afgelopen twee seizoenen, toen hij reed in Duitse dienst (Telekom/T-Mobile), bracht Savoldelli zelfs geen enkele prijs binnen. “Twee jaren martelgang zijn nu uitgewist”, sprak de winnaar, die na de loodzware etappe van zaterdag over de Colle delle Finestre nog had verzucht dat hij tien jaar ouder was geworden, opgelucht. (…) Johan Bruyneel, de Belgische ploegleider van Discovery, was aangenaam verrast door zijn 32-jarige renner. “Ik had hem op het podium verwacht, maar niet als winnaar. Daar had ik Simoni, Basso of Cunego voor getipt.” Die drie vielen echter om uiteenlopende redenen af. Cunego viel over de hele breedte tegen, Basso viel door ziekte zwaar terug in de bergrit met de Stelvio en bij tweevoudig winnaar Simoni was het ‘net niet’.’

Leon Geuyen