Andrei Kivilev (20 september 1973)

Andrei Kivilev

Andrei Kivilev

11 maart 2003 valt op een maandag. Het is zo’n dag dat de lente nog niet begonnen is, maar zich wel voorzichtig aankondigt. De zon wurmt zich door een vier maanden oud wolkendek heen. Vanaf nu wordt alles mooier.

In hun omtrekkende bewegingen van Parijs naar Nice zijn de renners vandaag in La Clayette beland. Daar wordt het startschot gegeven voor de tweede etappe van Parijs-Nice, de Rit naar de Zon. Meestal sneeuwt het in de Rit naar de Zon, of anders hagelt wel. De zon heeft in die tweede en derde week van maart in elk geval meestal iets beters te doen. Alleen vandaag niet. Vandaag is alles nét even mooier dan anders.

De rit zal eindigen in Saint-Etienne, thuisstad van de beroemde EC Saint-Etienne wielerschool. Uitgelaten stuift het peloton renners door de straten van La Clayette. Er wordt geroepen, gelachen, gegild.

Het geluid van zoemende bandjes. Eindelijk lente, zoemen ze. Andrei Kivilev gilt niet. De uitgelatenheid van zijn collega’s glijdt van hem af als de ochtendkou van zijn thermo-ondergoed. Hij is niet vrolijk, dat staat zijn concentratie hem niet toe. Gelukkig ja, dat is hij. Intens gelukkig zelfs. Hij rijdt naar huis, naar de stad waar hij nog nooit van gehoord had toen hij er kwam wonen. Na een korte stop in Spanje streken hij en zijn vriendin Natalia neer in Saint-Etienne. Het werd hun thuis, een thuis dat ze nooit meer willen verlaten.

Toch is hij niet zenuwachtig. Van hem hoeft het vandaag niet te komen. Dit is maar een etappe, een etappe als alle anderen, die toevallig aankomt in de plaats waar hij volwassen is geworden. Maar toch: het is ‘maar’ een etappe. Zijn doelen verder weg, Kivilevs lat ligt altijd hoog. Hij wil deze wedstrijd winnen.

Negentien jaar is Andrei Kivilev als de wereld voor het eerst zijn naam hoort. Reden? Een vijfde plek in de Commonwealth Bank Classic in het verre Australië. De lat uit Taldykorgan is Down Under met de Kazachstaanse selectie. Andrei mag mee, voor het eerst over de landsgrenzen, om aan de andere kant van de wereld, aan de onderkant van de aarde te knechten voor Kazachstaanse sterren als Alexander Nadobenko en Vladimir Golushko. Vervuld met trots rijdt hij negen dagen rond. Bekende, veelbelovende talenten als Henk Vogels en Thomas Liese eindigen achter hem.

Zwijgend neemt de magere jongen met het muizengezicht de complimenten in ontvangst. Niemand weet precies wat er in hem omgaat. Andrei spreekt geen woord Engels.

Op het vliegveld, als het team afscheid neemt van begeleider Phil Bates, huilt hij.

Een jaar later, in 1993, wint hij het puntenklassement van de Regio Tour. Zijn vriend, de blozende Alexandre Vinokourov wint het combinatieklassement. Hun ploeg, de nationale selectie van hun land, wint het ploegenklassement, maar het zijn de namen van Andrei en Alexandre die verdwijnen in de boekjes van de Europese ploegleiders. “In de gaten houden”, zetten ze er voor de zekerheid bij.

De vrienden worden gescheiden; Alexandre verhuist naar Frankrijk en Andrei naar Spanje. Daar, in de Pyreneeën, schaaft Kivilev aan zijn klimvermogen. Hij dacht dat hij geboren was met de genen van de klimmer, maar de cols die hij hier ontmoet wijzen hem terecht. Hij komt boven, daar is dan ook alles mee gezegd.

In Frankrijk, waar hij daarna naartoe verhuist, voelt hij zich beter thuis. Natalia komt over uit Kazachstan en samen leren ze Europa kennen. En vice versa.

In 1998 wordt Andrei prof. Zijn talent wordt opgemerkt door Bruno Roussel van de Festina-ploeg, die op zoek is naar nieuw klimtalent om zijn beschermeling Richard Virenque aan een Tourzege te helpen. De vriendelijke, stille Kivilev is een mooie aanvulling op een ploeg vol druktemakers als Virenque, Brochard en Dufaux.

De Tour rijdt hij dat jaar niet, tot zijn grote teleurstelling. Teleurstelling die omslaat in opluchting als hij de berichten uit Ierland – waar de Tour start – te horen krijgt. Zijn nieuwe maats zitten vast, zijn manager zit vast, zijn verzorger en zijn dokter zitten vast. Iedereen zit vast, en waarom? Omdat ze gedaan hebben wat iedereen al jarenlang doet.

Andrei rijdt aardige resultaten bij elkaar, al blijven overwinningen uit. Het is echter vooral zijn aanvallende manier van rijden die indruk maakt. Dus wanneer de horlogemakers van Festina het aan het einde van 1999 voor gezien houden, krijgt Kivilev een telefoontje van Johan Bruyneel. Of hij er iets voor voelt om aan het korps van Tourwinnaar Lance Armstrong te worden toegevoegd. Armstrong is weg van zijn rijden, weet Andrei dat wel?

Ja, dat weet Andrei. Armstrong heeft het hem vaak genoeg gezegd als hij even naast hem kwam rijden in het peloton. Andrei vindt Armstrong een cool dude, en Bruyneel lijkt hem ook vriendelijk, maar hij heeft meer aanbiedingen. Betere aanbiedingen ook. Hij tekent voor AG2R, een Franse ploeg die hem het kopmanschap tijdens grote rittenkoersen kan bieden, en een vorstelijk salaris bovendien.

Armstrong en Bruyneel vissen achter het net. ‘No hard feelings,’ zeggen ze, ‘al hadden we je liever zelf in de ploeg gehad.’

Het jaar bij AG2R wordt een mislukking en Andrei is opgelucht als aan het einde van het seizoen Cofidis voor hem op de stoep staat. Cofidis staat bekend om haar gulle hand van betalen, maar ook om haar anarchie. Kopmannen zijn er nauwelijks, iedereen rijdt voor zichzelf en zijn eigen premies. Het idee in zo’n ploeg te rijden schrikt Andrei niet af; hij rijdt graag voor zichzelf.

2001 wordt het jaar van zijn doorbraak. Cofidis mist sinds het vertrek van Bobby Julich een ware ronderenner en als Andrei aangeeft dat hij zijn seizoen eigenlijk het liefst helemaal op de Tour de France zou inrichten net als Armstrong en Ullrich, wordt dat bij zijn ploeg aangemoedigd. Zijn aanloop is uitstekend: een etappezege in de Dauphiné en een vijfde plek in het eindklassement zijn de eerste vruchten van een voorbereiding die al in november begonnen is.

Een week later wint hij ook nog de Route du Sud. Indrukwekkende zege, koppen de kranten. Zwak deelnemersveld, mompelen de kenners. Dan: Le Tour.

Al in de vierde etappe lijkt alles voor Kivilev en Cofidis in het water te vallen. In de etappe naar Verdun wordt de zaak op de kant getrokken. Grote slachtoffers zijn er niet, nou ja, behalve Andrei Kivilev dan.

Na vier dagen is zijn achterstand meer dan een kwartier. Wég droom, lijkt het.

Dan volgt de achtste etappe, tussen Colmar en Pontarlier. Het regent pijpenstelen, de renners zijn al voor de start volkomen doorweekt. Het is een dag voor monsterontsnappingen.

Zo’n ontsnapping komt er dan ook. Het zijn de renners die je altijd terugvindt in zo’n onderneming: Knaven, Dekker, Wauters, Magnien. Jongens van Jan de Witt, met een waterafstotende huid en een opmerkelijke voorkeur voor wind en regen. Laat hen het vandaag maar uitzoeken, denken Armstrong, Ullrich en alle anderen en ze trekken zich terug in het peloton met een bidon hete thee.

Andrei Kivilev zit er ook bij. Hij wint die dag 33 minuten op het peloton, en buigt zijn achterstand om in een voorsprong van een kwartier. Na negen dagen Tour de France staat de winnaar van de Route du Sud vijftien minuten voor op de rest.

Het blijkt net te weinig; Kivilev wordt uiteindelijk vierde. Maar zijn strijd in de bergen levert hem goodwill, bekendheid en een contractverbetering op. De schaduw van zijn vriend Alexandre lost op in het felle licht van de schijnwerpers.

Bij de eerste tussensprint van de dag schiet het peloton op gang. Brochard wint de het spurtje van Vandenbroucke. Andrei laat zich meeglijden. Hij kent de wegen, rijdt bijna zonder na te denken. Er rijdt een groepje weg, Oriol en Nicolas Jalabert. Niets om je druk om te maken. Arroyo rijdt weg. Nog steeds niets om je druk om te maken. Canada rijdt weg. Wie? Canada? Niet echt iets om je druk om te maken. Nog een korte afdaling op weg naar de Col du Chaubouret, de lastigste pukkel van de dag. Marek Rutkiewicz, zijn Poolse ploegmaat, zal hem na de tussensprint in Saint-Chamond naar voren rijden om in een goede positie aan de klim te beginnen. Andrei voelt zich sterk.

Dan gebeurt het. Rutkiewicz glijdt onderuit. Niemand begrijpt waarom. Ook Andrei valt. Zijn helmloze hoofd raakt het asfalt en hij blijft bewegingloos liggen. Volker Ordowski van Gerolsteiner maakt een salto over de twee gevallen Cofidis-renners, grabbelt zijn fiets van de weg en vervolgt de wedstrijd.

Vandenbroucke glipt rechts langs de valpartij, Rebellin kan er net nog links omheen.

Rutkiewicz werpt een bezorgde blik op zijn kopman, maar wordt verzocht door te fietsen.

Hulpdiensten buigen zich over de liggende renner.

Zijn bewustzijn keert niet terug, ook niet in het ziekenhuis van Saint-Chamond. De traumaheli vervoert de gevallene naar Saint-Etienne. Daar heeft Davide Rebellin zojuist de etappe gewonnen. De volgende ochtend, om tien uur, sterft Andrei Kivilev op 29-jarige leeftijd. De etappe van die dag wordt onmiddellijk geannuleerd.

Alexandre Vinokourov zal enkele dagen later Parijs-Nice winnen. Op het podium in Nice huilt hij hartverscheurend, zijn blik op de hemel. In zijn handen draagt hij een foto van zijn vriend, Andrei Kivilev, die zes dagen na zijn dood voor het laatst op het hoogste schavotje staat.

Frank Heinen