Van Tadej Pogačar wordt gezegd dat de slottijdrit van de Tour de France in 2020 zijn openbaring betrof. Het wonderkind sloeg daar toe door zijn landgenoot Roglic uit het geel te fietsen. Een daverende verrassing heette het, want zogezegd had niemand van de volgers hem daartoe in staat geacht, tot dat moment.

José de Cauwer stak onlangs zijn bewondering voor de (nog steeds) jonge Sloveen niet onder stoelen of banken. Gevraagd naar wanneer hij doorhad met een nieuwe ster aan het firmament te maken te hebben verwees hij naar de voorlaatste etappe van de Vuelta van het jaar voordien, het jaar 2019.

Ja, uiteraard, er waren op die revelatie al voortekenen. Pogačar won in 2018 de Ronde van de Toekomst. Vaak een voorbode, sla er de lijst met winnaars maar op na. Kijk ook eens naar dat podium: op 2 onze eigen prospect Thymen Arensman, en op 3 de betreurde Gino Mäder.

De Ronde van Californië in het voorjaar van 2019, oké, dat kunnen er meer, zou ik zeggen. Laten we teruggaan naar die ene dag.

14 september 2019

Voorlaatste etappe in de Vuelta. De dag erna resteert slechts het defilé in Madrid. De rit gaat dwars en kriskras door de Sierra de Gredos, onderdeel van de Sistema Central. Een vrij onbekend gebergte, vergeleken bij de meer gerenommeerde reuzen uit Pyreneeën, Sierra Nevada of Picos de Europa. Desalniettemin waarschuwen de pundits vooraf: een zware onderneming over 6 serieuze puertos, met pakweg 4500 hoogtemeters. Een laatste kans voor de favorieten om nog iets te ondernemen.

In de voorbeschouwing schaart de nieuwssite Wielerflits Tadej Pogačar niet bij de favorieten voor dagwinst, zelfs niet in het onderste rijtje met enkele sterretjes. Niet onlogisch, zo’n jonge debutant moet toch aan het einde van zijn krachten zijn? Is zijn Vuelta al geslaagd met 2 dagzeges? (Eentje in Andorra, eentje in Cantabrië.)

Dit is de stand bij de start die zaterdag. 1. Roglic, 2. Valverde op 2:50, 3. Quintana op 3:31, 4. López op 4:17, 5. Pogačar op 4:49.

Op YouTube kun je de hele rit terugkijken.

De wedstrijd ontploft op de voorlaatste col, op zo’n 50 kilometer van de eindstreep. Het is de hele dag zeker voor Spaanse begrippen al koud, nat en nevelig. Tegenwind op deze beklimming.
Pogačar is herkenbaar aan de groene trui, terwijl hij pas 4e in het puntenklassement staat. Maar ja, Roglic draagt rood, Valverde pronkt liever met de regenboogtrui, en Sam Bennett? Geen idee.

Pogačar echter vooral herkenbaar aan die schouderwiegende stijl, weldra geregistreerd als zijn handelsmerk.

Een jonge snaak van 20 jaar, debuterend in een grote ronde. Kopman Aru is een aantal etappes voordien reeds afgestapt. Nu peddelt Pogačar hier in het groepje favorieten mee naar boven als enige van zijn ploeg.

De manschappen van Miguel Angel López hebben de debatten geopend. Fuglsang knijpt de kelen dicht. López ziet het wel zitten, een stuntje om alsnog het podium te halen, al is het maar ten koste van landgenoot Quintana. Tot tweemaal toe gooit hij de knuppel in het hoenderhok. Movistar neutraliseert. Dan ineens, met de camera achter het groepje, schiet de man in het groen naar voren. “Es un ataque importante”, zegt de commentator.

Valverde ruikt onraad, en doet een halfslachtige contra-attaque. Hij stopt zijn poging, met duidelijk misbaar, omdat hij niet begrijpt waarom nu juist de Bora-ploeg hem terugpakt.
In een mum van tijd is Pogačar uit het zicht. Hij grijpt de laatste overgebleven vluchters bij de lurven, en laat ze ter plekke. Vanaf nu, net voor de top is het ‘un uomo solo al commande’. “Impresionante”, zegt Pedro Delgado in de studio.

Het tussenstuk tussen de Peña Negra en de slotklim is moordend, zeker voor een solist. Nergens vlak, op en neer.

Het bijzondere van dit soort aanvallen is dat het gepaard gaat met risico nemen. Pogačar springt in het diepe, en voor hetzelfde geld verzuipt ie. “Tiene todo por delante”. Er komt nog van alles, niks is zeker. Maar de speelvogel maakt dat niet uit, hij zoekt het avontuur.

Ondertussen, Pogačar nadert het plaatsje van Valverde in het Algemeen Klassement tot op 15 seconden. Roglic maakt zich niet druk, met zijn comfortabele voorsprong.
Desperate pogingen van López, zijn kaarsje is opgebrand.

Wind, koude, nevel. De commentatoren raken niet uitgewierookt: “una elegancia increíble”. Het laatste stuk rechtoe-rechtaan. Pogačar soleert door naar de Plataforma de Gredos, op een van hoogte van 1750 meter.

“Absolulatemente épico”. Delgado weer aan het woord.

Valverde komt nog eenmaal uit zijn pijp. Deze ouderdomsdeken had zijn vader kunnen zijn. Hij redt het zilver voor het eindpodium met iets meer 20 seconden. Na afloop zal hij bekennen dat het de supporters langs de weg zijn die hem aansporen vaart te maken. De radiocommunicatie met de ploegleiding is namelijk uitgevallen. Roglic bolt onbekommerd uit, de eerste van zijn drieluik (drie Vuelta’s op een rij) is binnen.

“El niño Pogačar se hace un hombre en la Sierra de Gredos”, kopt La Vanguardia de dag nadien. (Het kind Pogačar wordt een man in de Sierra de Gredos.)

Waar hebben we zoiets eerder gezien? De snotneus aan het venster.

Ik vis het volgende op uit de rijk gevulde kast met het naambordje ‘wielerhistorie’.

  • Fausto Coppi in zijn eerste Giro in 1940, 20 jaar. In de rit over de Abetone, door het Apennijnse middengebergte slaat hij zijn slag.
    Eddy Merckx in de Giro van 1967, 21 jaar. Hij wint de zware bergrit naar de Blockhaus. De volgers snappen het nog niet.
  • Bernard Hinault in de Dauphiné van 1977, 22 jaar. Hij wint de etappe en daarmee de rittenkoers, na allereerst in de afdaling van de Col de Porte een bocht te missen, en vervolgens in de slotklim naar La Bastille ook nog een deel te voet af te leggen. Tim Krabbé legt het in De Renner als volgt uit: ‘Als renner was Hinault het ravijn ingegaan, als vedette was hij er weer uitgekomen en de behandeling had niet langer geduurd dan 15 seconden’.
  • Remco Evenepoel op het WK Innsbruck voor junioren in 2018, 18 jaar. Een massale valpartij lijkt roet in het eten te gooien. Renaat Schotte aangeslagen: “Komt dit nog goed José”? De Cauwer: “Ik vrees ervoor, ik vrees ervoor Renaat”. Evenepoel begint aan een inhaalrace, en maakt uiteindelijk gehakt van zijn gehele tegenstand. (Zijn eerste overwinning in de Clásica San Sebastian zou ook vermeld mogen worden. Getuige de kreten van José De Cauwer: “Straf! Asjeblieft! Jawadde! Renaat, ik ben er stil van.”)

Je kunt het vergelijken met een onbekende jonge schrijver die met een verpletterend debuut de wereldliteratuur binnendendert. Onthou die naam! Wat goed is komt snel, kunnen we het daarmee samenvatten?

Dat je jaren later zegt, daar zagen we het al, de ontluikende ster aan het firmament.

Tadej Pogačar, inmiddels is de faam wel gevestigd. De tijdrit op de Planche des Belles Filles, zijn aanvalslust, zijn goesting voor het ééndagswerk. Met het ene lokje haar dat olijk door een tochtgat van zijn helm priemt.

Veel verwarring nog steeds over de uitspraak van zijn naam (vooral achternaam): waar valt de klemtoon op? De volgers kunnen opgedeeld worden in 3 kampen, naargelang de lettergreep waar ze de klemtoon op leggen. Adrie van der Poel maakt er helemaal een potje van: Pótsjakar.

De waarheid ligt in het midden: Po-gá-tsjar. Waarbij geen misverstand over de afzonderlijke lettergrepen: de zachte k-achtige g, en de c op zijn slavisch: tsj. De aanwijzing daarvoor ligt in dat kringeltje op de c, een exotisch symbooltje, met enige fantasie kun je er een kroontje inzien.

24 oktober 2023

Bij het verlaten van Hoyos del Espino herken ik de berggeit die Pogačar reeds de weg wees naar de Plataforma.

De weg duikt een glooiend landschap in. De entree tot het Parque Nacional de Sierra de Gredos. Stukken met veel lege weide worden afgewisseld met passages omzoomd door dennenbomen. De eerste kilometers zijn schermutselingen alvorens bij een slagboom de toegang voor automobilisten wordt gelimiteerd. Een oud stenen bruggetje over de rivier, de weg draait naar links, de finale klim.

Gedachten demarreren en vallen stil in mijn hoofd.

De trap naar de hemel. Voor de één een lijdensweg of beproeving, voor de ander een zaligheid. Vale gieren cirkelen boven mij. Secondanten van de dood? Ik vier het leven door dóór te trappen, met elke trap een trapje hoger, naar het zelfverkozen einde. Ieder zo zijn eigen keuzes. Mijn broertje stapte eind vorig jaar uit het leven, een zelf verkozen sprong in de diepte. Ik reik daarentegen naar boven, langzamer uiteraard, omdat de zwaartekracht mij tegenhoudt. Maakt dat mijn keuze moeilijker?

Bij een parkeerplaats houdt het asfalt op. Mijn hartslag maakt een vreugdesprongetje.

Vanaf hier zijn de wandelaars aan zet, met de Pico Almanzor (2592 meter) in het vizier. Op dit platform worden kampioenen geboren, de stervelingen beleven er hun wedergeboorte. Er is niemand. Uitgezonderd een niet-Spaans echtpaar dat mij verbaasd aankijkt. Met de iPhone word ik voor de eeuwigheid vastgelegd.

Geen bordje dat herinnert aan 14 september 2019. Allicht is het nog te vroeg voor opname in het pantheon.

Een talent spotten, en dan voorspellen dat het een grote wordt, getuigt van enige arrogante wijsheid, bovendien is het vaak gratuite, mocht je de plank misslaan, mocht het een natte vuurpijl blijken, je wordt er achteraf niet op aangesproken. (Regis Ovion, kent iemand die nog?)

De kunst van het spotten? Soms echter schiet de evidentie vanzelf door het beeld.

Beter is: iets in het achterhoofd te houden, iets wat is opgevallen, en dan bij bevestiging denken of zeggen: ja ja, we zagen hem daar toch al iets strafs doen.
Zo ook met Tadej Pogačar. Pas op de Planche des Belles Filles vielen de schellen van de ogen, en herkenden we de flitsen van die eerdere komeet. Opgediept uit een gecapitonneerd laadje van diezelfde kast ‘wielerhistorie’, het laadje van het kortetermijngeheugen.

Marc Peeters