Eind jaren zeventig was de tweelingbroer van mijn vader timmerman in de bouw. Een van zijn collega’s was een zekere Huub Harings. Die man, zo beweerde ome Jo, had ooit meegedaan aan de Tour de France.

De Tour de France? Die jaarlijkse wielerronde die mij zo in zijn greep had? Die ervoor zorgde dat ik bij mijn bezoeken aan het plaatselijke buitenzwembad niet alleen een handdoek en zwemkleding meenam, maar ook een transistorradiootje? Die mij de stem van Theo Koomen bracht, zodat ik zelfs tijdens wandeletappes het gevoel kreeg dat de Ronde op zijn kop stond?

Ja, díe Tour de France, bezwoer ome Jo.

Tot dat moment had ik nog nooit een ‘echte wielrenner’ gezien. Laat staan eentje die de Tour had gereden. Mijn wielerervaring bestond uit het aanschouwen van de jaarlijkse wielerwedstrijd in ons dorp. Geen KNWU-wedstrijd, maar een juniorenrace van de Limburgse onderbond. Elk jaar belde er wel een junior aan, die dan beleefd aan mijn vader vroeg of hij zich in onze garage mocht omkleden. Douchen was er nog niet bij. Als kind hoopte ik natuurlijk dat juíst de nieuwe Hennie Kuiper of Jan Raas bij ons had aangebeld, zodat ik later zou kunnen pochen dat ik die gast al lang kende. Maar nee, van geen van deze rennertjes heb ik later nog iets vernomen.

Huub Harings. Ik proefde de naam op mijn tong. Dit was een ware kampioen, dat kon niet anders. Een dag na ome Jo’s openbaring fietste ik naar de bibliotheek, een onooglijk jarenzeventiggebouwtje met een klassieke bibliothecaresse. Zo een die pas uit haar boek opkeek – over de rand van haar paarse bril – als je hard en met consumptie tegen haar begon te praten.

Ik vond er een boek over de helden van de Tour de France. Ik kan me nu niet meer herinneren wie de auteur was van dat overzichtswerk, maar ik zit er vermoedelijk niet ver naast als ik beweer dat Jean Nelissen er iets mee te maken had.

Huub Harings kreeg een gezicht. Op de foto zag ik een tanige man in een stoer Caballero-shirt die zijn blik van de fotograaf afwendde. Vier keer de Tour gereden. Twee keer gefinisht. In 1965 was Harings zelfs 32e in het algemeen klassement. Dit was een klasbak avant la lettre, een tourheld, een wielergigant. Een man waar heel Limburg trots op mocht zijn. En mijn ome Jo kende hem gewoon!

Een week later was ik in het bezit van de handtekening van Huub Harings. Op een kladpapiertje waar Marcel Muyres Bouw boven stond.

Ik kende een echte wielrenner.

Leon Geuyen