Vele edities van de Tour de France in de jaren ’80 zijn reeds luidkeels bezongen. De allereerste in die rij met een landgenoot als laureaat. Gevolgd door de hegemoniale jaren van Bernard Hinault. Zijn imperium ging wankelen door de dolksteken van de brutus van dienst Laurent Fignon. Met name in 1984 ontspon zich een heroïsch duel tussen de Franse kemphanen. Dan het jaar 1986, door auteurs aangeduid als de spectaculairste Tour aller tijden, niet onterecht. In 1988 verscheen er zowaar weer een Nederlander op het podium, Steven Rooks, achter de besmette winnaar Pedro Delgado. En tot slot het jaar 1989, de 8-seconde-triomf van Greg Lemond, say no more.
Maar waarom wordt er zo weinig aandacht geschonken aan de aflevering in 1987? Hierbij alsnog een kleine ode.
Wie zijn de kanshebbers bij de start in 1987? Je zou het een overgangsjaar kunnen noemen. De twee grote tegenstrevers van het voorgaande jaar verschijnen niet aan de start. Hinault heeft zijn fiets aan de wilgen gehangen, Lemonds carrière hangt na een jachtongeluk aan een zijden draadje. Naar de conditie van die derde protagonist in dat tijdsblok – Fignon – is het na veel knie-malheur slechts gissen. Het lijkt een voorbode voor een open Ronde met veel verrassingen, en die belofte wordt ook ingelost.
De Tourdirectie heeft besloten de Grand Départ te gunnen aan Berlijn, West-Berlijn welteverstaan. Je zou het een politiek statement kunnen noemen, de Muur is nog niet gevallen, het vrije Duitsland wordt door de Tourbobo’s beschouwd als een prioritair te ontginnen wielerwingewest.
Jelle Nijdam raast in de proloog door de gedeelde stad voorbij de etalage van het Westers kapitalisme naar de eerste gele trui. Die is binnen.
Er volgen, nu de karavaan er toch is neergestreken, nog twee etappes in het Berlijnse domein. Een rit in lijn, gewonnen door landgenoot Nico Verhoeven in een spurtje met een kleine kopgroep, en ’s middags een ploegentijdrit. Ooit vaste prooi voor de Nederlanders, nu wint het Italiaanse Carrera, met Stephen Roche als speerpunt.
De dag erop verplaatst het hele circus zich naar Schwabenland, voor een rit rond Stuttgart de dag nadien. Een pittige, heuvelachtige beproeving, die voor schifting zorgt. De dagprijs voor de Portugees Da Silva, het geel naar de Zwitser Maechler. Die blijft de leiderstrui nog een week omgorden, totdat de nieuwe Franse belofte Charly Mottet de macht grijpt in de gigantisch lange (81,5 km!) individuele tijdrit rondom Futuroscope. In de week voordien zijn er dagzeges voor respectievelijk Herman Frison, Marc Sergeant, Christophe Lavainne, Manuel Jorge Dominguez (Bontempi gedeklasseerd na een foute plas), Jean-Paul van Poppel (die zich daarmee revancheert voor de 2e plaats de dag voordien), en Adri van der Poel (sterkste in een groepje van 5).
Aan Mottet kleefde vaak het meewarige etiket van een cleane fietser, want in de derde week van een grote ronde was Petit Charly tot dan toe in geen velden, bergen of wegen meer te bekennen. Dat Mottet met drie zeges nog steeds mede-recordhouder is van het Criterium du Dauphiné (Libéré), de éénweekse voorbereidingskoers op de Tour, wordt meestal als bevestiging van die stelling aangevoerd.
Hoe dan ook, die tijdrit wordt gewonnen door Roche. De man die eerder dat jaar in een Kaïn-Abel-gevecht zijn Italiaanse ploegmakker Visentini van winst in de Giro heeft afgehouden.
Een dubbelslag van Martial Gayant bezorgt Système-U (ploeg van Mottet en de nog onzichtbare Fignon) op 11 juli de dagwinst en een nieuwe gele trui. Na de traditionele halte in Bordeaux (winst voor David Phinney) kan aan de voet van de Pyreneeën de balans opgemaakt worden: hoe staan de favorieten ervoor? Charly Mottet heeft bijna 3 ½ minuut voorsprong op eerste belager Stephen Roche: zou het dan toch een keertje gaan lukken? Dan volgt een eindje verder die andere Franse kroonprins Jean-François Bernard op meer dan 5 ½ minuut. Pedro Delgado, de eerste helft niet ongeschonden doorgekomen, op bijna 6 ½ minuut. Zijn terrein komt er nu echter aan. Vuurwerk is te verwachten.
Andere kandidaten: nu reeds ver naar achter geslagen.
De Pyreneeën dan, calculeren doen ze in die tijd hooguit in de rekencentra, en wachten doe je alleen bij de bushalte. Wielrenners die zich goed voelen vliegen erin, alsof hun leven op het spel staat. Volge wie volgen kan, is het motto. De eerste bergetappe is uitgetekend in het Franse Baskenland. Grimmige cols met onheilspellende namen als de Bagargui en de Burdinchurecheta, die je als renner in je donkerste dromen doen vrezen dat er ineens beren op de weg kunnen verschijnen. Er valt als fietsliefhebber voor de buis wat te beleven.
Die Baskische rit wordt in de wacht gesleept door Erik Breukink. Als debutant meteen de neus aan het venster steken, dat doen alleen de groten. Breukink is in de Giro van dat jaar al als 3e op het podium geëindigd, dus zeker geen efemere renner. In het algemeen klassement komt enige tekening. Mottet op 1, Bernard klimt naar 2, Roche 3, Breukink – daar wastie dan – op 4. Verder: Delgado op 6, Fignon inmiddels op 12, Herrera de Columbiaanse berggeit op plaats 17 op inmiddels meer dan 12 minuten. Om maar wat renners te noemen.
In de tweede Pyreneeënetappe met klassieke reuzen als de Aubisque en aankomst op Luz-Ardiden, maar tussendoor het interessante onbekendere werk van de Col de Bordères en de Côte de Saint-Savin, schittert zowaar Teun van Vliet. Hij rijdt lang in de aanval, maar sneuvelt in het zicht van de haven. De Franse pers: “L’inattendu Teun van Vliet maîtrisant les Pyrénées. Comme quoi un coureur de classiques peut aussi grimper. Question de motivation!”. Vertaling overbodig. Even verrassend is de winnaar die dag: de Noor Dag-Otto Lauritzen. Jonkie Breukink zakt weg uit de top van het klassement.
Overgangsetappes door de Midi. Vluchters die beloond worden met de strijd om dagwinst. In Blagnac Rolf Gölz, in Millau Regis Clère. Opmerkelijk: diezelfde Clère is de dag voordien buiten de tijdslimiet binnengekomen. De Tourdirectie toont echter clementie vanwege het opgetreden noodweer. En daarna toch nog een massasprint, in Avignon, kolfje naar de hand van JP van Poppel.
Dan, na de rustdag als stilte voor de storm, culmineert de Tour naar een hoogtepunt. De Ventoux, de mythische berg, daar is-ie weer, voor het eerst sinds 1972 weer in het parcours opgenomen. In een tijdrit van Carpentras via Bedoin (de klassieke kant) naar de top. De door de afgetreden koning Hinault zelf naar voren geschoven kroonprins, Jean-François Bernard verpulvert jan-en-alleman, en en passant tevens het oude klimrecord van Charly Gaul uit de Tour van 1958. Jeff (zijn koosnaam) baart opzien door te starten met een aerodynamische fiets met dicht achterwiel, om deze na het vals plat bij het uitrijden van Bedoin in te wisselen voor een klassiek klimmodel.
Zie de foto’s van zijn laatste kilometers, hoe hij zich met een van pijn vertrokken gezicht naar boven hijst. En ik heb recht van spreken, want ik stond daar, op de flanken van de Kale Berg, ter hoogte van het monument voor Tom Simpson. Ik moedigde ze allen aan: ons jonge talent Breukink, bergkoning Herrera, de man van de streek Eric Caritoux. Maar ééntje steekt er boven uit. Heel wielerminnend Frankrijk aanbidt de nieuwe held, le nouveau roi était arrivé. Saint-Bernard roepen de krantenkoppen. Wat kan er nog misgaan?
Dramatische wending de dag nadien. Roche en Delgado, de man ingehuurd door het Nederlandse PDM, steken de lont in het kruitvat als Bernard lek rijdt en vervolgens geïsoleerd komt te zitten. Als meedogenloze sluipmoordenaars ontbinden zij op de laatste berg van de dag de Côte de Chalimont hun duivels. Het veld wordt compleet uit elkaar geslagen. Bernard krijgt maar liefst 5 ½ minuut aan de broek. Voor het vervolg van deze Tour nemen de Ier en de Spanjaard de rollen van toonpretendenten over. Mottet is ook weer aan het eind van zijn Latijn, en draagt het stokje over aan Roche.
De etappe is tevens een eerbetoon aan het voor-Alpiene gebergte van de Vercors, een gebied waar in de Tweede Wereldoorlog de Franse maquisards heldhaftig strijd hadden geleverd. Wie beweerde er nu dat je in Frankrijk voor selectieve bergetappes slechts aangewezen bent op de massieven van Alpen of Pyreneeën?
En het feest gaat verder. Een dag later de afspraak op Alpe d’Huez. Via gemene beklimmingen als de Col du Coq en de Côte de Laffrey blijft Frederico Echave over als sterkste van de vroege vluchters. Daarachter slaat Delgado toe. Roche heeft een kwaad moment op het eind en staat de leiderstrui af aan de man uit Segovia. PDM blij, gaat het dan toch lukken?
De volgende etappe, opnieuw voor de legende. In de slotklim naar La Plagne gaat Delgado als een beest tekeer, hij moet meer afstand nemen van concurrent Roche met het oog op de slottijdrit. Op een bepaald moment ligt de Ier 1½ minuut achter, Tourwinst lijkt hem te ontglippen. Roche zet alle zeilen bij, hij weet ergens vandaan mysterieuze krachten aan te boren en verschijnt plotsklaps als een duveltje uit een doosje in een ultieme reddingspoging alsnog luttele seconden achter zijn rivaal boven in het skidorp. Roche heeft zo diep moeten gaan, dat het apparaat van de zuurstofbeademing soelaas moet bieden. De etappe wordt overigens gewonnen door Fignon, die daarmee zijn deelname toch nog enige glans geeft.
En nog is het vuurwerk niet voorbij. Er volgt weer een loodzware alpenrit, met de Cormet-de-Roselend, la Colombière en tot slot de hors categorie Joux-Plane, alvorens af te dalen naar Morzine. Eduardo Chozas soleert naar winst. Roche verrast door in een ziedende afzink de gepatenteerde daler Delgado alsnog kostbare seconden af te snoepen. Er resteert een gat van 21 seconden.
Nog één intermezzo, Regis Clère wint zijn tweede etappe. En dan het moment van de waarheid, de rit tegen het uurwerk rondom Dijon. Jean-François Bernard bevestigt zijn reputatie en wint het rondje van 38 km. Daarachter is Roche tweede. Verrassend: klimmer Lejarreta eindigt derde. De jonge Indurain op 6, en daar meteen achter – net voor tijdritspecialist Mottet – Pedro Delgado. Goed gereden voor zijn doen, maar te weinig. Hij verliest iets meer dan een minuut op Roche, en draagt het geel definitief over.
Jeff Pierce wint het defilé op de Champs-Elysées. Stephen Roche is de eerste (en tot nu toe enige) Ierse eindwinnaar. Naast Delgado bereikt ook Bernard het podium. Vervolgens 4. Mottet, 5. Herrera, 6. Parra, 7. Fignon, 8. Fuerte, 9. Alcala, 10. Lejarreta. Opvallend: maar liefst zes spaanstalige coureurs in deze top 10, naast drie Fransen, niet slecht voor het thuisland. En die ene Ier dus, die daarmee niet alleen de dubbel (Giro en Tour in hetzelfde jaar winnen) volbrengt, het blijkt tevens de opmaat voor een huzarenstukje dat alleen – wie anders? – Eddy Merckx (in 1974) heeft volbracht: de trilogie in één seizoen van beide grote rondes plus het wereldkampioenschap in het najaar.
Beste Nederlander in eindklassement: Erik Breukink op positie 21. Hij wordt tweede in het jongerenklassement (na de Mexicaan Alcala), de trui die hij het jaar daarop wel bemachtigt. Jean-Paul van Poppel wint naast twee dagzeges de groene trui (opmerkelijk: er zijn slechts vier massasprints, hetgeen per definitie een hoog aantal geslaagde vluchtpogingen impliceert). Andere Nederlandse etappewinnaars: Jelle Nijdam, Nico Verhoeven, Adri van der Poel, Erik Breukink. Kortom, Nederland sprak in die tijd echt een woordje mee.
Op plaats 97, op iets minder dan 3 uur achterstand, eindigt Miguel Indurain.
Epiloog
Nu bijna 30 jaar later kan ik met weemoed terugdenken aan die tijd. De verschillen met het huidige tijdsgewricht zijn schrijnend. De editie van 1987 kan in steekwoorden als volgt getypeerd worden: opwinding, drama, verrassingen, wisselende kansen, veel smaakmakers, een spectaculair parcours, een open offensieve koers, en Nederlands succes. Voorwaar een memorabele ronde.
Tegenwoordig worden de favorieten als risicomijdende wattage-robots nagenoeg de hele ronde geëscorteerd in treintjes met ploeggenoten, en kruipen ze pas uit hun schulp op de laatste klim, vaak nog niet eens vanaf de voet. Het man-tegen-man gevecht gereduceerd tot één stuiptrekking. Eén cartouche volstaat meestal om het algemeen klassement in een definitieve plooi te leggen, vaak in de tijdrit. En dan de bergprijs, ooit een prestigieus klassement betwist door de rasklimmers, maar inmiddels vergeven als bonus voor deelnemers aan de vroege vlucht, met alle respect overigens. Vluchters van de dag die vroeger een reële kans op dagwinst hadden, zich nu echter tevreden moeten stellen met de sprokkelkadootjes onderweg en enige tv-publicitaire waarde.
Gelukkig kan de romanticus zich wentelen in de nostalgische herinnering van weleer.
Geraadpleegde bronnen:
Miroir du cyclisme, nummers 396, 397, 398 juli 1987, uitg. VMS Paris
Maarten Ducrot, Berichten uit de Tour de France, 1987, uitg. Thomas Rap Amsterdam
Diverse filmpjes op YouTube
- 14 september 2019: de geboorte van een fenomeen - 23/01/2024
- Liefhebber van de koers (“Kom uit de keuken!”) - 25/04/2023
- Waarom de Kartenspielerweg de Kartenspielerweg heet - 05/08/2022
Mooi geschreven. Ik heb van die Tour genoten op 20 jarige leeftijd.
Ja, geweldig hè, kwam zoiets nog maar eens terug …