Het afgelopen koersseizoen werd mede gemarkeerd door een tweetal renners met een gelijke achternaam. Allereerst Tony Martin, zijn bijnaam Der Panzerwagen zegt voldoende. Als tijdritspecialist is hij met zijn gigantische verzet nagenoeg onverslaanbaar. Daarnaast zagen we de doorbraak van Daniel Martin, getuige zijn overwinningen in Luik-Bastenaken-Luik en een zware Pyreneeënrit in de Ronde van Frankrijk. Dat zij een verschillende nationaliteit bezitten blijkt vaak niet uit de uitspraak van de wielercommentatoren – die is in genoemde gevallen nogal slordig. Bij Duitser Tony is het correct om beide lettergrepen gelijkmatig zonder verheffing uit te spreken, net zoals bij ons met Martin Gaus, Bril of Jol. Voor Ier Daniel geldt dat de eerste lettergreep meer nadruk vereist.

Raymond MartinGrappig is dat er nog een coureur Martin bestaat. Eentje uit vervlogen tijden en die nu in de vergetelheid dreigt te geraken. Deze Martin bezit echter een Frans paspoort, en daarmee wijkt zijn achternaam  fonetisch gezien ook af. Bij hem behoort de klemtoon meer op de 2e lettergreep te liggen, waarbij de ‘n’ ingeslikt wordt: het klinkt zo’n beetje als Martè.

Raymond Martin (Pont-Erambourg, 22 mei 1949) beleefde zijn finest moments in de Tour van 1980. Ik maakte zijn hoogtepunt mee tijdens een fietsvakantie in La Douce France. Aan het eind van de dag, gezeten in het Café des Sports in een provencaals dorpje, zag ik daar de finale van de etappe Pau-Luchon, een klassieker in de Tourhistorie. Een groepje renners klom met een bedwelmende tred naar boven. “L’ascension du Col de Peyresourde” gaf de tekst boven in beeld aan. Ik herkende landgenoten Zoetemelk en Kuiper. Waar was echter de gele trui, waar was Hinault, de leider tot de dag voordien? De commentator leek het te verzwijgen, lag de situatie hem zwaar op de maag? Pas later hoorde ik dat Le Blaireau met stille trom – zonder de pers in te lichten – via de achterdeur in Pau de Tour had verlaten omwille van chronische tendinitis.

De Franse regisseur switchte naar een eenzame koploper. Door de mist heen herkende ik Raymond Martin. Renners zijn renners, klimmers zijn klimmers, maar elkeen heeft iets karakteristieks.

Hij won de etappe met glans en greep meteen de bergtrui, beloning voor een reeds vroeg die dag ingezette vlucht. In Luchon kreeg Zoetemelk het geel omgegord, de trui die hij die ochtend nog uit principe geweigerd had. Het bleef om Joops schouders hangen tot in Parijs. Daar stond naast hem op het podium, behalve premier Dries van Agt en burgemeester Jacques Chirac, in de bollen Raymond Martin. Tevens scoort hij brons in de eindklassering.

Raymond Martin heeft zijn belofte daarna nooit meer kunnen bevestigen. Allicht was hij tevreden dat hij na zijn 30e al had kunnen schitteren. In de Toureditie van 1982 werd hij nog 8e, dan aan de zijde van Zoetemelk bij Coop-Mercier. Zijn stijl onveranderd: grimmige blik, scheve zit.

Marc Peeters