In de Tour van 2012 is er vroeg in de wedstrijd een massale valpartij in de zesde etappe, ergens op een naamloze weg naar beneden in Noord-Frankrijk. Als de kruitdampen zijn opgetrokken zoomt de camera van de helikopter in naar een lichaam in de berm. Daar ligt Wout Poels, moederziel alleen, schijnbaar levenloos, met benen en armen in de knikstand, een houding die mij doet denken aan de graffiti-art tekeningen van Keith Haring.

Nier en milt zijn gescheurd, longen gekneusd, drie ribben gebroken. Desondanks fietst Wout nog tien kilometer door voordat hij op aandringen van zijn ploegleider opgeeft.

De revalidatie verloopt tergend langzaam. Het genezingsproces schrijnt.

In 2014 is ie er weer, herrezen uit het graf, met achterlating van één nier.

Een paar keer per jaar kom ik op een trainingsritje door Blitterswijck, een onooglijk plaatsje in Noord-Limburg, waar Wout Poels geboren en getogen, en dan nog steeds woonachtig is. Altijd roep ik bij die gelegenheid uit volle borst – naar wie het horen wil in dit ingedutte dorp – “Hup Wout!”

Natuurlijk is er een band tussen ons beiden, is er affiniteit, wij zijn streekgenoten, de roots van asperges, tuinderijen en maasheggen.

Af en toe meer ik aan in Café De Zwart, het supporterscafé, centraal aan het dorpsplein gelegen. In de muur aan de straatkant is de 1e koersfiets van Wout ingemetseld, een blauwe Concorde. De schildering (niet van Keith Haring) maakt het beeld van de beroemdste inwoner compleet.

In 2015 spreek ik de waardin. Ik praat wat over de comeback van de held.

“Ach Woutje”, ze vecht zichtbaar tegen de tranen, “hoe hij daar in het ziekenhuis van Venlo lag, compleet in de kreukels. We zijn allemaal zo blij dat ie er weer bij is. En zo gewoon gebleven hè. Vorige week zat ie hier buiten nog op het terras met z’n vrienden.”

Het jaar daarop wint hij Luik-Bastenaken-Luik. Daarmee katapulteert hij zich definitief in de legende. In Luik wint nooit een pannenkoek. Het is die dag ijzig koud, zelfs de professionals hebben de korte broek op de hotelkamer achtergelaten. Favorieten Valverde en Rodriguez missen hun respectievelijk Murciaans en Catalaans zonnetje.

Op de Côte de la Rue Naniot, de eenmalig in de finale ingeplante helling over voor Wallonië atypische keien, verschijnt ineens een kwartet schaduwfavorieten aan het front. Je zou verwachten dat het vooruitgeschoven adjudanten betreffen. Albasini had de lont aan het kruitvat gestoken, Rui Costa, Samuel Sanchez en Wout Poels glipten mee. In de sprint legt Wout de Zwitser en de Portugees er overtuigend op.

Later dat jaar in de Tour de France: zie Wout daar op kop van de voorwacht fietsen. Als de luitenant van maarschalk Chris Froome. Froome zelf ziet het niet, al zijn aandacht opgeslorpen door de data van zijn wattagemetertje. Wout doet zijn taak, ziet niet om, draalt niet, hij trapt fier door. De rest van de favorieten hangt er wat moedeloos bij. Achterin de groep hangen de dode vogeltjes. Elke hoop op een speldenprik de bodem ingeslagen door het commando van die slungel uit Noord-Limburg. Op de bank gekluisterd aan de TV word ik heen en weer geslingerd tussen gevoelens van bewondering (vermengd met enig chauvinisme) en tandenknarsende irritatie: er gebeurt niets, de koers is doodgeslagen. Mijn held met al zijn ziel en zaligheid de longen uit het lijf fietsend heeft zich uitgeleverd aan de duivel van het kapitaal.

Dit voorjaar spreek ik bij toeval een oud-klasgenoot van Wout uit Blitterswijck. Zijn karakter komt ter sprake. Hamvraag: waarom wordt Wout geen kopman? “Nee, dat zie ik hem niet doen. Bij ons in de klas en buiten op het schoolplein voegde hij zich altijd. Hij kan niet met de vuist op tafel slaan.”

Ach Woutje, ik kan niet kwaad worden op die jongen. Hij is de vriendelijkheid zelve, in alles die bescheiden Noord-Limburger.

Naschrift: op 22 juni maakt de leiding van Sky bekend dat Wout Poels niet geselecteerd wordt voor de aanstaande Ronde van Frankrijk, tot grote teleurstelling van de renner. Een slepende knieblessure annex moeizaam herstel speelt hem parten. Ach Wout (niet: Woutje), de Tour, wat heb jij daar nog te bewijzen?

Marc Peeters