Het is bekend, de koers telt meerdere verschillende typen wedstrijden. Het meest in het oog springend zijn enerzijds de ééndagswedstrijden (en dan met name de zgn. klassiekers) en anderzijds de zgn. grote rondes (resp. van Italië, Frankrijk en Spanje). Zo’n beetje daar tussenin zit de categorie van de meerdaagsewedstrijd. Ik heb het dan over rondes als Paris-Nice, de Tirreno-Adriatico, de Vuelta a Catalunya, de Ronde van Burgos, de Tour de Suisse (die telt ruim een week), de Ronde van de Alpen (vh. Trentino), de Ronde van de Algarve, het Criterium du Dauphiné, de Settimana Internazionale di Coppi e Bartali, de Tour de l’Ain, de Vuelta a Asturias, de Tour du Limousin, de Vuelta a Castilla y León, en last but not least de Ronde van het Baskenland, daarover zo meteen meer.

Helaas is er in het verleden ook een aantal om redenen van ‘niet-rendabiliteit’ van de kalender geschrapt: Midi Libre, Route du Sud, Ronde van de Middellandse Zee, Catalaanse week, Tour de l’Aude, Circuito Montañés, Bayern Rundfahrt etc. En dan bestaat er ook nog een aantal nationale rondes: Groot Brittannië, Noorwegen (de Arctic versie is er ook nog), Luxemburg, Duitsland, Polen, Oostenrijk, Denemarken, België en de BinckBank (vh. Eneco) voor de verenigde Lage Landen. Het betreffen allemaal koersen die zich zo rond één week afspelen, soms korter (Burgos bijvoorbeeld), soms iets langer (Zwitserland bijvoorbeeld). De lijst is onuitputtelijk, ongetwijfeld ben ik onvolledig.

Er zijn ook nóg kortere rittenwedstrijden, bijvoorbeeld het Internationaal Wegcriterium. Of de Vierdaagse van Duinkerken, of de Tour of Yorkshire. Of neem dan die twee legendarische wedstrijden, inmiddels ook In memoriam: Dwars door Lausanne en de Escalada a Montjuïc (op één dag een rit in lijn én een klimtijdrit). Er zijn ook driedaagsen waar ineens blijkt dat je op slechts één dag ‘De Panne’ van het dak kunt fietsen. Maar goed, dit alles terzijde, waar ik naartoe wil is het volgende.

De meerdaagse koers is een onderbelicht en ondergewaardeerd fenomeen. Er gebeurt in deze koers vaak méér dan in de drie weken van een grote ronde. De meerdaagse wedstrijd lokt vanwege de korte tijdspanne meer opportunisme en meer ‘nu of nooit’ tactieken uit. Waar in de grote rondes vaak het ‘Parijs is ver’ syndroom domineert, is in het genre Paris-Nice vanaf acquit het spel op de wagen. Het beperkt aantal ritten leent zich meer voor aberratief old skool fietsen. De kansen om te scoren zijn geringer, dus is de noodzaak om er meteen in te vliegen groter. Het kan zijn dat de belangen minder groot zijn, dat voorzichtigheid minder geboden is, en dat derhalve het vuurwerk zich eerder manifesteert.

In de meerdaagse wedstrijd kan het kransje kanshebbers zich minder verschuilen. Er is geen ‘moordende slotweek’ (sleetse statements in de media in voorbeschouwingen over het grote rondewerk). Minder controle, minder massasprints, minder geeuwen dus.

Veel rittenkoersen hebben dan ook nog de bijkomstigheid dat ze vroeg in het jaar in ongunstige weersomstandigheden worden verreden (sneeuw in Parijs-Nice of Catalunya, permanente regen in het Baskenland). Renners zijn nog op zoek naar de juiste vorm, en/of de juiste orgelpunten, er wordt meer geëxperimenteerd.

Deze wedstrijden zijn het neusje van de zalm voor de koersscouts. Vaak namelijk zien zij hier nieuwe talenten ontbolsteren. Zo was het de jonge snaak Miguel Indurain die in de editie 1989 van de Rit naar de Zon voor het eerst serieus de neus aan het venster stak. We zeiden meteen: ‘dat wordt een hele grote’. En was het vorig jaar in de Ronde van Catalonië dat ik Marc Soler aan het front zag verschijnen. En werd ik getriggerd door één van de Yates-brothers (i.c. Adam) een aantal jaren geleden in de Ronde van Turkije, officieel Presidential Cycling of Turkey geheten. Ergo, de rittenkoers als kweekvijver van talent.

Mijn favoriete meerdagskoers is de Ronde van het Baskenland. (Merk op: het is niet Ronde van Baskenland, dat lidwoord hoort er echt bij.)  Misschien wel omdat er iets mysterieus, iets obscuurs rond die wedstrijd hangt. Ik denk dat deze ronde de ultieme versie of het archetype representeert van de beschrijving hiervoor. Het best wordt dat geïllustreerd door het feit dat sprinters er liever niet de start verschijnen, ze hebben er niets te zoeken. In het algemeen is dat type renners niet al te genegen om voor één luttele openings- of slotrit (een veredeld criterium) te komen opdraven. Mocht zich onverhoopt een renner te elder ure afmelden dan is de ploegleider genoodzaakt een vervanger te bellen en de avond voordien op te roepen. De sprinter die dan opgetrommeld wordt zal zich vervolgens jammerend, weeklagend en huilend tot de maan richten.

Op de erelijst van de Vuelta Ciclista al Pais Vasco (voor de volledigheid en om ruzie te voorkomen ook maar in het Baskisch: Euskal Herriko txirrindulari itzulia) staan vele klinkende namen, met Contador (4x) als veelwinnaar. Laatste Nederlandse winnaar: Breukink (1988).

Het Baskenland, het heeft associaties met regen (of een decor gevuld met nevel en mist), met een onverstaanbaar raadselachtig taaltje, met een gewelddadig verleden, met een eigenzinnig anarchistisch volkje, met grimmige beklimmingen, vaak ook nog verkeerd geclassificeerd in het road book.

Ooit fietste ik door het Baskenland, op doorreis, niet als eindbestemming moet ik grif toegeven. Ik hield het droog. Ik fietste door het plaatsje Mondragon, nog steeds rolmodel van het arbeiderszelfbestuur, ook dat is het Baskenland. De comunidad autónoma Pais Vasco kent veel schoonheid, denk aan de concha van San Sebastián, en cultureel is het ook niet achterlijk, getuige het Guggenheim-museum in Bilbao. De regionalistische trots is er nooit ver weg. Voetbalclub Athletic Bilbao laat alleen Basken toe in haar elftal. De voormalige wielerequipe Euskaltel bevatte slechts renners afkomstig uit de provincies van het Baskenland en Navarra, of die in deze regio’s hun sportieve loopbaan uitbouwden. Navarra wordt door Baskische nationalisten ook tot hun heimat gerekend. ‘Wieler-aficionados’ van het Baskenland hullen zich, bijvoorbeeld tijdens de Tour de France, in het oranje, waardoor ze vaak verward worden met Nederlandse supporters.

De regio kent zijn eigen rituelen, denk aan het eigenaardige balspel pelota, een soort kaatsen. De txapela natuurlijk, die karakteristieke baret, prooi voor de winnaars van de Clásica. En dan, hoe bijzonder, las ik zeer recent ook nog dat het Baskenland een faam kent op het gebied van improvisatiedichten, bertsolarismo genaamd, een kunst of kunde die geworteld is in het onderwijssysteem, mede als eerbetoon aan de eigen aparte taal.

Het Baskenland was tot voor kort, vanwege het gevaar van ETA-aanslagen, nog no go area voor de organisatoren van de Vuelta a España, ook al is het de bakermat van het Spaanse wielrennen, vergelijkbaar met West-Brabant bij ons, of Bretagne in Frankrijk. De regio telt vele – vaak fanatieke – liefhebbers. Op diezelfde fietsvakantie waar ik over repte ontmoette ik een ‘localo’, die speciaal fan van Michael Boogerd was. En op een klim werd ik ingehaald door een renner in een ONCE-shirtje. Ik herkende hem, en riep snel: “¡Hola Beloki!” De bescheiden klassementsrenner riep nog “adiós” terug.

Onderweg naar het mythische santuario van Arrantzazu belandde ik in het hotel onderaan de berg in Oñati. Daar hingen de gesigneerde ONCE-shirtjes in vitrines aan de wand. Het betrof de vaste overnachtingsplek voor Jalabert en co.

De korte etappekoers is voor de korte spanningsboog. Daarmee onderscheidt dit type wedstrijden zich van de grote drie rondes, terwijl die ironisch genoeg juist nog meer wedstrijddagen bevatten. Wat heet meerdaags? De overtreffende trap van meerdaags is kennelijk een mer à boire, onbegonnen werk.

Ik ben voor de kortere variant. Een weektripje in plaats van een grote (zomer)vakantie, zo’n landerige periode waarbij je van pure ellende niet weet hoe de dagen te vullen.

¡Venga! ¡Venga!

Marc Peeters