Het is een bont gezelschap van kampioenen en waterdragers, van exoten en laaglanders. Ludo Dierckxens, omdat hij begon te demarreren voordat een etappe goed en wel van start ging. François Simon, door altijd volle bak te sprinten voor de plekken zes tot tien (en zo vaak mijn tourpoules redde). Claudio Chiappucci, die de poster van mijn vroegere slaapkamerdeur sierde met zijn spijkerfietsbroek en duivelshelm. Marco Pantani, die klimmend moest remmen om de bochten op de Alpe d’Huez te houden. Oscar Freire, door zijn wielerschoenen, racefiets én het ontharen van zijn benen te vergeten. Pippo Pozzato, vanwege zijn plakplaatjes. Mario Cipollini, met zijn bizarre outfits. Laurens ten Dam, door zijn gypsie-flavour. Tom Dumoulin, met zijn tijdritstijl die ultieme wielerporno uitdraagt. En last but not least Robert Gesink, omdat hij onverzettelijker is dan de gekortwiekte ridder uit Monty Python.

Wielerhelden, mijn hele leven heb ik ze om me heen verzameld. Renners die ik mateloos bewonder om hun gedrag, stijl of filosofie. Waarmee ik me graag vereenzelvig, waarschijnlijk om mijn eigen gebrek aan talent en inzet te compenseren. Ik reed duizenden kilometers om ze van dichtbij te zien lijden, hun kettingen te horen ratelen en hun glimmende kuiten te zien aanspannen. Om me daarna op mijn eigen ros hun evenbeeld te wanen. Wat me in één geval akelig goed lukte.

Het moet de zomer van 2015 zijn geweest dat ik door een aanklampende (wijdbeens peddelende, corpulente) wielrenner werd aangezien voor Albert Timmer. Ondanks herhaalde ontkenningen van mijn kant, bleef de man volhouden wat voor enorme eer hij het vond om samen met een heuse wielerprof op te rijden. Zolang ik maar wel rekening wou houden met het feit dat hij al dik achter in de zestig was, drie bypasses had gehad maar altijd door zou blijven fietsen omdat dat goed was voor de bloedsomloop en dat hij door het fietsen veel gezonder was dan de meeste van zijn kameraden waarvan inmiddels de eersten waren heengegaan. Dankzij een goedgeplaatste tempoversnelling kon ik het lul-ijzer na een kwartier hijgend en puffend achter me laten. Opgelucht en trots tegelijk. Ik vergat hem te bedanken. Die dag kwam Albert Timmer met stip binnen op mijn lijst van wielerhelden.

De renners in deze Tour maken het me niet bepaald gemakkelijk. Ingegeven door hun aanvallende manier van koersen en de formidabele prestaties van ‘de onzen’, solliciteren velen naar een plek in mijn heldenteam: De kameraden Tim & Thomas, de ongelukkige Terpstra, een zwoegende Greipel en zo’n beetje alle Jumbo-Visma’s. Allemaal zijn ze gewogen, allemaal zijn ze te licht bevonden. Omdat er nu eenmaal een geschiktere kandidaat is, die met kop en schouders boven de rest uitsteekt.

Vorig jaar reed hij nog de Dorpenomloop in Rucphen. Tot zijn eigen verbazing zag hij een veelbelovend debuutjaar bij zijn team bekroond worden met een Tour-selectie. Hij verwondert zich over het gigantische circus waarin hij is terechtgekomen, maar laat zich niet imponeren. Hij weigert zijn jongensdroom te laten verzieken door de donkere periode waarin zijn team zich momenteel bevindt. Waar nodig deelt hij koekies uit in het peloton, maar incasseert deze net zo makkelijk ‘omdat het er nu eenmaal bij hoort’. Na weer een dag de ballen uit zijn broek te hebben gereden, kijkt hij iedere avond trouw naar een nieuwe aflevering van de Avondetappe. Kamergenoot Kelderman was wel een beetje beter in het oplossen van de rebus. Maar hij blijft het zeker proberen.

Ik heb er een nieuwe wielerheld bij.
Cees Bol is de naam.

Martijn Kogelman
Laatste berichten van Martijn Kogelman (alles zien)