Ook in 1992 was de Ronde van Vlaanderen een koers voor echte mannen. Voor heldhaftige coureurs die niet schrokken van kasseien, fikse Vlaamse hellingen en een uitputtend koersverloop. In de voorgaande jaren was Edwig van Hooydonck (Eddy Bosberg) tweemaal de beste en pakte de Italiaanse alleskunner Moreno Argentin de bloemen in Vlaanderen mee. Maar in 1992 was alles anders. De onbekende Fransman Jacky Durand – die meer dan 200 kilometer meezat in een vlucht – bleef met kompaan Thomas Wegmüller (de locomotief) voorop. Wegmüller was een stoemper, een man die ongelooflijk hard kon rijden, maar zijn koersinzicht was verwaarloosbaar. Zeg maar gerust belabberd. Op de Bosberg had Durand lang genoeg geprofiteerd van het harde werk van de Duitser. Met een snedige demarrage reed hij weg van Wegmüller. De favorieten, die de achtervolging te laat hadden ingezet, waren geklopt. Durand kon zijn handen in de lucht steken, de eerste grote naam die de finish passeerde was Edwig van Hooydonck. Durands reputatie als koning van de lange ontsnappingen was vanaf die dag gevestigd.

Leon Geuyen